Geen hondenbelasting wegens strijd met gelijkheidsbeginsel
Het gerechtshof in Den Bosch heeft de aanslag hondenbelasting van een hondenbezitter uit de gemeente Sittard-Geleen vernietigd. Het hof oordeelt dat de genoemde gemeente niet voldoet aan de voorwaarden om deze belasting op te leggen.
Het hof acht de hondenbelasting op grond van de parlementaire geschiedenis van artikel 226 van de Gemeentewet ´een heffing met een zuiver fiscaal doel´. De hondenbelasting mag dus worden gebruikt om algemene middelen voor een gemeente te verkrijgen. Er moet volgens het Hof echter wel een ´objectieve en redelijke grond´ zijn voor het onderscheid tussen hondenbezitters en niet-hondenbezitters. Hiervan is sprake als aan twee voorwaarden is voldaan. Om te beginnen moeten de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan het hondenbezit van wezenlijke betekenis zijn geweest voor het invoeren van de hondenbelasting. Daarnaast moeten de tarieven van de hondenbelasting mede zijn afgestemd op de kosten die de gemeente voor hondenbezitters maakt. Aangezien de hondenbelasting geen echte doelbelasting is mag er wel enige ´winst´ op de belasting worden gemaakt.
In deze zaak verklaarde de heffingsambtenaar van de gemeente Sittard-Geleen dat de hondenbelasting is gericht op het verkrijgen van algemene middelen voor de gemeente en dat de kosten verbonden aan het hondenbezit niet van wezenlijke betekenis zijn geweest voor het invoeren van die belasting. In een dergelijk geval is er volgens het Hof geen ´objectieve en redelijke grond´ voor het onderscheid tussen hondenbezitters en niet-hondenbezitters. Het Hof verklaart de Verordening Hondenbelasting dan ook onverbindend wegens strijd met het in artikel 1 van de Grondwet verankerde gelijkheidsbeginsel.
Klik hier voor de tarieven hondenbelasting per gemeente
Dit is een bericht van 24 januari 2013